Bron: Leerlingen met autisme in de klas. Een praktische gids voor leerkrachten en intern begeleiders / M. Baltussen, A. Clijsen en Y. Leenders. M.m.v. M. Hansen en L. de WildeLandelijk Netwerk Autisme (LNA), 2003
zaterdag 21 februari 2009
Instructies aan kinderen met ASS II: taalgebruik
Taalgebruik bij het geven van een instructie
Vermijd lange en samengestelde zinnen. Vermijd veel bijvoeglijke voornaamwoorden, bijwoorden en tussenvoegsels. Vermijd uitbundige gezichtsexpressies en stemintonaties. Vermijd lange verhalen, waarin hoofd- en bijzaken door elkaar lopen. Vermijd zoveel mogelijk dubbelzinnigheden in het taalgebruik. Kinderen met autisme nemen alles letterlijk (bijvoorbeeld grapjes en spreekwoorden). Vermijd abstracte tijdsbepalingen: 'straks', 'zo meteen', 'even'. Vermijd abstracte graadbepalingen: 'enigszins', 'verhoudingsgewijs', 'niet helemaal'. Kinderen met autisme kunnen zich bij dergelijke begrippen geen enkele voorstelling bij maken. Vermijd vraagzinnen zoals: "Zou je dit wel doen?" Terwijl je bedoelt: "Dat mag je niet doen." Gebruik de positieve spreekvorm. Zeg niet wat het kind niet mag doen, maar geef concreet aan wat wel van hem verwacht wordt.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten